De voorkant
De voorkant van dit nummer is letterlijk van de hand van dichter H.H. Ter Balkt. Speciaal voor de Stadskrant schreef hij zijn lievelings-gedicht ‘Het Huis’ in zijn eigen handschrift.
Vorige maand werd Ter Balkt de P.C. Hooftprijs toegekend. Zie ook het interview met hem.

> Op welke plekken in de stad is de Stadskrant altijd gratis op te halen?

Reageren kan op het forum, maar ook via [email protected]; reacties op de site kunnen naar de webmaster (zie colofon voor postadres van de Stadskrant).

De foto's die in de Stadskrant worden gepubliceerd, zijn tegen een financiële vergoeding, na te bestellen.
Indien u hiervoor belang-stelling hebt, kunt u contact opnemen met het kantoor van de Nijmeegse Stads-krant.

 



Tijdreizen in Extase

Gezellig is het niet, in danscafé Extase. De sfeer is eerder grimmig. Dat begint al aan de deur. Een stevige portier laat ons door, maar een vriendelijk woord is er niet bij. Binnen praten mensen niet al teveel met elkaar. Als je hier een vreemde aanspreekt, kun je op zijn minst op een verbaasde reactie rekenen. Naar Extase ga je om te dansen, eventueel om te versieren of versierd te worden, maar niet om aan de bar wat te babbelen.

Wat onmiddellijk opvalt, is de internationale samenstelling van het publiek. De huidskleuren variëren van lelieblank tot gitzwart, en naast het Nederlands hoor je veel Engels en soms wat Frans spreken. De gemiddelde leeftijd is wat hoger dan in de meeste andere dansgelegenheden. Een veertiger loopt hier niet uit de pas. Er zijn veel meer mannen dan vrouwen. Vrouwen die niet overduidelijk in mannelijk gezelschap zijn, krijgen in Extase dan ook erg veel aandacht.

De dansvloer is op zaterdagavond ramvol. Van dansen is dan geen sprake meer. Iedereen loopt een beetje tegen elkaar op te schuifelen. Gelukkig is er nog de kelder.

‘Rookhol’. Het woord moet wel in de kelder van Extase zijn bedacht. Een mist van zware tabaksrook vermengd met de kruidige geur van marihuana komt je tegemoet als je langs de steile trap naar beneden wentelt. Eenmaal beneden sta je in een kelder van ruwe stenen met meubilair van dikke lompe stukken hout.

Deze kelder stamt uit de Middeleeuwen en is in de loop der tijd nauwelijks veranderd, zo lijkt het. Het kost weinig moeite je voor te stellen dat vijfhonderd jaar geleden de wevers hier hun zilverlingen kwamen verbrassen na een goede beursdag. Er is een tap, maar het gebruik daarvan is nog nauwelijks doorgedrongen: het bier wordt vooral uit beugelflessen gedronken.
Ook de kelder is niet gezellig, maar heeft zeker sfeer. Hij doet sterk denken aan de horrorkelder waar elk wassenbeeldenmuseum over beschikt. De schimmige gedaanten hier bewegen ook niet veel meer dan de beelden in een dergelijke gelegenheid. Het is een uitstekende plaats om je in anonimiteit te bedrinken of op andere wijze te benevelen. Van die mogelijkheid wordt dan ook gretig gebruik gemaakt.

Mark van Heck